5.1.1. De organisatie zorgt voor een veilig werk- en leefklimaat.
5.1.1. A. Professionals voelen zich veilig en ondersteund door hun team en de organisatie waar zij werkzaam voor zijn. Er is aandacht voor intervisie, reflectie en verandering.
5.1.1. B. Bij incidenten gericht op de professional voelt deze zich ondersteund door de organisatie.
5.1.1. C. De veiligheidsprotocollen zijn bekend bij de professionals, worden toegepast en worden open en kritisch besproken.
5.1.2. F. De organisatie stimuleert het bespreken en leren van incidenten, calamiteiten en bijzondere voorvallen. Daarnaast doet zij indien nodig melding bij de betreffende toezichthouder en is er nazorg voor professionals beschikbaar die te maken hebben gehad met incidenten, calamiteiten en bijzondere voorvallen.
5.1.2. De organisatie heeft een werkend kwaliteit- en veiligheidsmanagementsysteem.
5.1.2. A. De organisatie heeft een aanpak gericht op het continu kunnen ontwikkelen en borgen van de kwaliteit van dienstverlening. Zaken zoals een plan-do-check-act-cyclus (PDCA), normeren, meten (door bijvoorbeeld audits), herontwerpen en verbeteren, ondersteunen deze aanpak.
5.1.2. B. De organisatie faciliteert het continu leren en gestructureerd ontwikkelen en verbeteren van de praktijk.
5.1.2. C. De organisatie werkt aan het verbeteren van processen met als doel een verbetering van efficiëntie, effectiviteit en doelmatigheid.
5.1.2. D. De organisatie is een lerende organisatie, waarin ervaringen van patiënten/cliënten/naasten en professionals worden meegenomen in de analyse en het verbeteren van de uitvoering.
5.1.2. E. Resultaten van de tevredenheids- en/of ervaringsmetingen zijn vindbaar voor patiënten/ cliënten (en hun naasten) (bijvoorbeeld door publicatie in kwaliteitsverslag en/of op website) en worden met de betreffende professionals besproken (zowel uitkomsten van tevredenheidsen/ of ervaringsonderzoeken onder patiënten/cliënten/naasten als tevredenheids- en ervaringsonderzoeken onder professionals).
5.1.2. G. De organisatie toetst jaarlijks de werking van het kwaliteit- en veiligheidsmanagementsysteem. Voorbeelden van instrumenten hiervoor zijn: directie- of systeembeoordeling, kwaliteitsvisitaties en/of een kwaliteitscertificering.
5.1.3. De organisatie heeft een visie op goed bestuur, leiderschap, duurzaamheid en toezicht.
5.1.3. A. De organisatie beschikt over een transparante visie, draagt dit uit en ondersteunt de professionals in het werken conform deze visie. De organisatie bepaalt op basis van de visie de doelen.
5.1.3. B. De organisatie heeft een transparant besturingsmodel waarvan de werking jaarlijks wordt getoetst, bijvoorbeeld door middel van een directie- of systeembeoordeling.
5.1.3. C. De organisatie draagt samen met de professionals bij aan het verminderen van administratieve lasten.
5.1.3. D. De organisatie heeft een visie op hoe zij invulling willen geven aan duurzaamheid binnen de organisatie.
5.1.3. E. De organisatie heeft een professioneel statuut.
5.1.3. F. De organisatie werkt volgens de afspraken van de geldende Governancecode Zorg.
5.1.3. G. De organisatie heeft, indien de organisatie ook andere typen dienstverlening heeft, binnen a t/m e binnen dit kwaliteitsaspect specifiek aandacht voor de Forensische Zorg.
5.1.4. De organisatie draagt (waar mogelijk) bij aan wetenschappelijk onderzoek, innovatie en implementatie.
5.1.4. A. Landelijke ontwikkelingen en wetenschappelijk onderzoek worden gevolgd en, na afweging en waar mogelijk, geïmplementeerd. Hierbij wordt aansluiting gezocht met bijvoorbeeld collega-instellingen, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), universiteiten, lectoraten, Hbo-instellingen, het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) en KFZ, om onder andere het delen van kennis en informatie te bewerkstelligen.
5.1.4. B. Waar mogelijk voert de organisatie zelf wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van de Forensische Zorg.
5.1.4. C. De organisatie zoekt actief naar mogelijkheden om te innoveren, bijvoorbeeld door middel van leren van data, eHealth en technologie.
5.1.5. De Forensische Zorg is expliciet vertegenwoordigd in de medezeggenschapsorganen.
5.1.5. A. Iedere organisatie heeft conform de geldende wet- en regelgeving de medezeggenschap geregeld voor medewerkers (Ondernemingsraad), medische en professionele staf (bijvoorbeeld verpleegkundige-agogische adviesraad) en patiënten/cliënten (patiënten/cliëntenraad en voor de LVB-doelgroep aangevuld met een verwantenraad).
5.1.5. B. Organisaties die naast Forensische Zorg ook andere typen dienstverlening hebben, dragen zorg voor evenredige vertegenwoordiging van betrokkenen vanuit de Forensische Zorg.
5.1.2. D. De organisatie is een lerende organisatie, waarin ervaringen van patiënten/cliënten/naasten en professionals worden meegenomen in de analyse en het verbeteren van de uitvoering.
4.1.3. C. De organisatie heeft een visie en beleid over hoe geschoolde ervaringsdeskundigen ingezet worden binnen de Forensische Zorg, waarin antwoord wordt gegeven op vraagstukken zoals opleiding, positionering, verklaring omtrent gedrag (VOG) problematiek, rechten en plichten. Wanneer ervaringsdeskundigen worden ingezet zijn zij onderdeel van het multidisciplinair behandel-/begeleidingsteam.