Oval halfCircle half

Vergelijking kaders

Heeft jouw organisatie te maken met meerdere (kwaliteits)kaders? In deze matrix vergelijk je het Kwaliteitskader Forensische Zorg met het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Kwaliteitskompas Gehandicaptenzorg (KKGHZ), het Kwaliteitskader zorglandbouw (KKZLB), het Model Verordening sociaal domein, het Toetsingskader WMO en het Kwaliteitskader Woonzorg in de langdurige ggz

De vergelijkende matrix maakt de samenhang inzichtelijk tussen de verschillende kaders. Het vertrekpunt is het Kwaliteitskader FZ. Dit kader is als enige kader volledig opgenomen in de matrix. De andere kaders zijn alleen ingevuld op de onderdelen die horen bij de genoemde categorieën. Voor de volledige teksten van deze overige kaders, verwijzen we je graag naar de relevante organisaties.

Deze matrix is tot stand gekomen vanuit een samenwerking tussen de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), ForZo/JJI, Valente en het EFP.

Hoe gebruik je deze matrix? 

  • In de regel Kaders om te vergelijken selecteer je het Kwaliteitskader FZ en één of twee andere kaders door op het balkje te klikken, deze kleurt dan blauw. Er zijn maximaal 3 kaders tegelijk te vergelijken. Na het selecteren van één of meerdere kader(s), kan de inhoud geëxporteerd worden in Excel met de knop exporteren.
  • Verticaal in de matrix staan alle categorieën genoemd. Door de indeling (pijlers/hoofdstukken) van de verschillende kaders naast elkaar te leggen, zijn er gemeenschappelijke categorieën vastgesteld. 
  • Daarnaast kun je zoeken op sleutelwoorden. Via de sleutelwoorden zoek je specifieker op begrippen die binnen de verschillende categorieën vallen.
  • Tot slot kan je gebruik maken van zoeken in de matrix. Zoek hier op je eigen zoekterm en het resultaat geeft de onderdelen weer waar dit woord in terug komt.

NB: Wanneer je niet het Kwaliteitskader FZ meeneemt in de vergelijking, dus bijvoorbeeld alleen het IZA en het toetsingskader WMO vergelijkt, zal de vergelijking niet compleet zijn. Dit komt omdat het Kwaliteitskader FZ als uitgangspunt is genomen en als enige kader compleet is opgenomen.

Denk mee! 

Heb je feedback op deze inhoud? Of mis je iets? Laat het ons weten via de paarse knop rechtsonder in de pagina. Graag verbeteren we de matrix om zo het (forensische) veld nog beter te ondersteunen bij de implementatie van het Kwaliteitskader FZ.  

Matrix vergelijking kaders

Kwaliteitskader FZ
Kwaliteitskompas Gehandicaptenzorg (KKGHZ)
Model Verordening sociaal domein
Zorg op maat

3.1.3. De patiënt/cliënt ontvangt een behandelplan/begeleidingsplan op maat. Het behandelplan/begeleidingsplan is onderdeel van de behandelcyclus.

KKGHZ, Hoofdstuk 2: bouwsteen 1 (Het zorgproces rond de individuele persoon): De afspraken die in samenspraak worden gemaakt over zorg, ondersteuning, doelen en ontwikkelmogelijkheden, komen in een ondersteuningsplan (ook wel zorgplan genoemd) te staan. De zorgaanbieder zorgt ervoor dat het plan continu aandacht heeft én regelmatig door professionals besproken wordt met mensen met een beperking en hun verwanten.

Zorg op maat

3.1.3. A. Het behandelplan/begeleidingsplan wordt multidisciplinair en zoveel mogelijk in samenspraak met de patiënt/cliënt en waar mogelijk reclassering opgesteld, geëvalueerd en bijgesteld. Het behandelplan/ begeleidingsplan is een dynamisch document dat wordt bijgesteld wanneer dat nodig is. Minimaal halfjaarlijks wordt het plan volledig geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Dit gebeurt vaker wanneer de situatie daarom vraagt. Indien de vervolgorganisatie al in beeld is sluit deze aan bij deze besprekingen.

Handreiking ondersteuningsplannen, hoofdstuk 12 (Wet en regelgeving), paragraaf 12.3 (Ondersteuningsplan in wetten over het zorgstelsel), pagina 71: De cliënt heeft het recht om minimaal twee keer per jaar zijn ondersteuningsplan met de zorgaanbieder te bespreken, te evalueren en zo nodig te wijzigen. Na het eerste gesprek en na de evaluatiegesprekken moeten gemaakte afspraken in het ondersteuningsplan worden vastgelegd.

Zorg op maat
3.1.3. B. Met het opstellen van het behandelplan/begeleidingsplan wordt zo snel mogelijk gestart na het eerste contact met de patiënt/cliënt. Een eerste definitieve versie van het behandelplan/ begeleidingsplan wordt afgerond na de observatieperiode/kennismakingsperiode en is bij voorkeur binnen zes weken en uiterlijk binnen drie maanden na intake gereed. Wanneer nog niet alle informatie compleet is, is in het plan opgenomen hoe hiertoe te komen en wordt aanvullende informatie op een later moment aan het dynamische document toegevoegd.
Handreiking ondersteuningsplannen, hoofdstuk 12 (Wet en regelgeving), paragraaf 12.3 (Ondersteuningsplan in wetten over het zorgstelsel), pagina 71: Vóór de start van de zorgverlening, of anders zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen zes weken nadat de zorg is begonnen, heeft de zorgverlener een gesprek met de cliënt over het op te stellen ondersteuningsplan en zijn de resultaten hiervan vastgelegd. Als de cliënt om een kopie van het ondersteuningsplan vraagt, moet de zorgaanbieder deze kosteloos verstrekken.
Veiligheid en zorg

3.1.3. C. De eerste definitieve versie van het behandelplan/begeleidingsplan wordt opgesteld op basis van delictanalyse (indien beschikbaar), de risicotaxatie (indien beschikbaar), de beschermende factoren, de eisen van de rechter/reclassering en stoornis-specifieke diagnostiek. Daarnaast is het behandelplan/begeleidingsplan afgestemd op iemands persoonlijke behoeften, krachten, kwetsbaarheden, wensen en voorkeuren.

Handreiking ondersteuningplannen hoofdstuk 5. Het ondersteuningsplan in het ondersteuningsproces, pagina 31: Onderdeel van de beeldvorming over ondersteuningsbehoeften is ook de veiligheid van mensen met een beperking: wat zijn aanwezige risico’s waarmee in de ondersteuning rekening moet worden gehouden? Denk aan gezondheid, kwetsbaarheid of grensoverschrijdend gedrag.

Zorg op maat

3.1.3. D. Het behandelplan/begeleidingsplan bevat (SMART) doelen met helder beschreven doorlooptijden, waaronder het beoogde einddoel. Deze zijn te allen tijde transparant voor de patiënt/ cliënt. De professional en de patiënt/cliënt zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het halen van de doelen en de doorlooptijden.

Handreiking ondersteuningplannen: Hoofdstuk 2 (Visie Handreiking Ondersteuningsplannen), paragraaf 2.1 (De persoon centraal): In een levend plan past het niet om kunstmatig doelen op te nemen uit een verplichting. Juist omdat de mens in het plan centraal staat, is het passend de doelen en de termijnen die daaraan hangen te laten aansluiten bij de beleving van mensen met een beperking. Doelen worden opgenomen als er een ontwikkeling wordt nagestreefd op een bepaald gebied. Doelen hoeven niet allemaal groot of vérrijkend te zijn en er hoeven ook niet voor een heel jaar nieuwe doelen geformuleerd te worden. Doelen in kleine stappen kunnen meer houvast geven dan een groter doel voor de lange termijn. Ook kan de terugkerende ondersteuning als doel worden gedefinieerd. Hoofdstuk 2 (Visie Handreiking Ondersteuningsplannen), paragraaf 2.2 (Samen verantwoordelijk): De doelen en afspraken tussen mensen met een beperking, hun verwanten, vertegenwoordiger, sociaal netwerk en professionals vormen de kern van het ondersteuningsplan.

Zorg op maat
3.1.3. E. Professionals sluiten in het behandelplan/begeleidingsplan aan bij de belevingswereld binnen de sociale context en vaardigheden van de patiënt/cliënt. Van belang is dat de patiënt/cliënt zo veel mogelijk geïnformeerd is over waar hij/zij aan toe is, ook als het plan nog opgesteld wordt of nog niet volledig is. De betrokken professionals en de patiënt/cliënt spreken af welke professional het eerste aanspreekpunt is voor de patiënt/cliënt en wie de patiënt/cliënt dus ook informeert.
Handreiking ondersteuningplannen: Hoofdstuk 3. (Wat is het ondersteuningsplan?), paragraaf 3.1 (Wat is het ondersteuningsplan?): De afspraken in het ondersteuningsplan zijn gebaseerd op de wensen en behoeften van mensen met een beperking. Zie ook Hoofdstuk 12 Wet- regelgeving, paragraaf 12.1. Rechten van de cliënt en plichten van de zorgverlener, kop 12.1.d Geïnformeerde toestemming (Informed consent), pagina 67 t/m 69.
Zorg op maat
3.1.3. F. De organisatie heeft beleid ten aanzien van anderstaligen.
Handreiking ondersteuningplannen: hoofdstuk 10. (Het ondersteuningsplan in begrijpelijke taal): Goede zorg zet de mens centraal. Iedereen heeft daarom recht op een ondersteuningsplan dat begrijpelijk en toegankelijk is.
Rapportage

3.1.4. Rapportage en dossiervoering worden uitgevoerd conform de professionele standaard.

Handreiking ondersteuningsplannen: hoofdstuk 3 (Wat is het ondersteuningsplan?), paragraaf 3.3 (Verschil ondersteuningsplan en behandelplan) Het dossier is de verzameling van alle informatie die noodzakelijk is voor goede zorg en ondersteuning, inclusief alle informatie voor professionele verantwoording. Het dossier omvat dus klinische en administratieve basisinformatie, behandel- en werkplannen en het ondersteuningsplan. Zie ook Hoofdstuk 12 Wet- regelgeving, paragraaf 12.1. Rechten van de cliënt en plichten van de zorgverlener, kop 12.1.a (Dossierplicht en de inhoud van het cliëntdossier), pagina 63-64

Zorg op maat
3.1.4. A. De behandelaren/begeleiders verzamelen in de eerste 24 uur (gerekend vanaf het eerste contact met de patiënt/cliënt) de meest cruciale informatie over de patiënt/cliënt (o.a. kritische informatie over bijvoorbeeld medicatiegebruik). De behandelaren/begeleiders zorgen ervoor dat deze informatie toegankelijk is voor alle andere betrokken behandelaren/begeleiders binnen de eigen organisatie. Dat mag in een voorlopig behandelplan/begeleidingsplan, of op een andere manier in het dossier.
Rapportage

3.1.4. B. De behandelaren/begeleiders rapporteren in het dossier van de patiënt/cliënt op de gestelde doelen in het behandelplan/begeleidingsplan.

Handreiking ondersteuningsplannen: hoofdstuk 5 (Het ondersteuningsplan in het ondersteuningsproces), paragraaf 4 (Rapporteren en evalueren): Om de voortgang van het ondersteuningsplan te monitoren, rapporteren betrokkenen over de gemaakte doelen en afspraken. Organisaties kunnen de rapportages naar eigen inzicht vormgeven. Wel is het zo dat de rapportages voor alle betrokkenen begrijpelijk en toegankelijk moeten zijn omdat de rapportages de bron zijn voor evaluatie. Bij het maken van de afspraken is het zinvol om per doel of afspraak vast te leggen hoe gerapporteerd wordt; waar moet de rapporteur op letten, wat moet zeker in de rapportage terugkomen?

Autonomie cliënt
3.1.4. C. De organisatie heeft afspraken vastgelegd over wie onder welke voorwaarden inzage heeft in het dossier van de patiënt/cliënt en onder welke voorwaarden het dossier gedeeld mag worden (zowel intern als extern).
Handreiking ondersteuningsplannen: Zie Hoofdstuk 12 Wet- regelgeving, paragraaf 12.1. Rechten van de cliënt en plichten van de zorgverlener, kop 12.1.b (Rechten van de cliënt met betrekking tot het cliëntdossier), pagina 64 - 65
Autonomie cliënt
3.1.4. E. De patiënt/cliënt heeft recht op inzage in zijn/haar eigen dossier. De hiervoor opgestelde procedures zijn vastgesteld.
Handreiking ondersteuningsplannen: Zie Hoofdstuk 12 Wet- regelgeving, paragraaf 12.1. Rechten van de cliënt en plichten van de zorgverlener, kop 12.1.b (Rechten van de cliënt met betrekking tot het cliëntdossier), pagina 64 - 65
Inbreng cliënt
3.1.4. D. De patiënt/cliënt wordt zo veel mogelijk betrokken bij het opstellen van periodieke (voortgangs-) rapportages over de behandeling/begeleiding.
Handreiking ondersteuningsplannen: zit verweven in de hele handreiking. Onder andere hoofdstuk 3 (Wat is het ondersteuningsplan?), paragraaf 3.2 (De totstandkoming van een ondersteuningsplan): Het ondersteuningsplan komt tot stand vanuit dialoog met mensen met een beperking, verwanten, vertegenwoordigers, sociaal netwerk en professionals. De wensen en de behoeften van mensen met een beperking (en eventueel hun verwanten, vertegenwoordiger en sociaal netwerk) vormen hiervoor de basis. Dat maakt een plan persoonlijk en daarmee wordt de eigen invloed van mensen met een beperking op de zorg en ondersteuning vergroot.
Op- en afschalen zorg

3.1.6. De behandeling/begeleiding wordt waar mogelijk afgeschaald en waar nodig opgeschaald, zodat de zorg doelmatig en effectief wordt ingezet. Dit geldt zowel voor op- en afschalen binnen de eigen organisatie als binnen de keten(zie hoofdstuk 6 en bijlage 4).

Op- en afschalen zorg
3.1.6. A. Risicomanagement is leidend bij het op- en afschalen.
Op- en afschalen zorg
3.1.6. B. Op- en afschalen gebeurt afhankelijk van het (risicovol) gedrag en de bevindingen van het team van behandelaren/begeleiders, gebaseerd op rapportage en dossiervoering, inzichtelijk voor de patiënt/cliënt.
Op- en afschalen zorg
3.1.6. C. In reguliere situaties wordt in het multidisciplinair overleg (MDO) besloten wanneer het traject afgeschaald dan wel opgeschaald dient te worden (binnen de juridische kaders). In crisissituaties handelen de professionals naar bevinden. Deze beslissing wordt geïnitieerd door het behandelteam en de behandelaar. Waar nodig vindt hierover overleg plaats met de reclassering, toezichthouder en wettelijk vertegenwoordiger (indien van toepassing).
Vrijheden
3.2.9. Bij het toekennen en uitvoeren van verloven is het risicomanagement leidend. Dit onderdeel is alleen in de klinische setting van toepassing.
Vrijheden
3.2.9. A. De organisatie heeft voor de beveiligingsniveaus die zij aanbiedt een beleid voor het toekennen van vrijheden en verloven vertaald naar praktische handvatten voor professionals en in begrijpelijke taal voor de patiënt/cliënt. Bijvoorbeeld afspraken over wat al dan niet multidisciplinair besloten moet worden alsmede het al dan niet inzetten van een onafhankelijke commissie voor het toekennen van vrijheden en verloven.
Vrijheden
3.2.9. B. De behandelaar stelt samen met de patiënt/cliënt en eventueel de reclassering een verlofplan op dat aansluit bij de behandeldoelen en het risicoprofiel van de patiënt/cliënt. De patiënt/ cliënt wordt gestimuleerd om, waar mogelijk binnen zijn/haar capaciteiten, zelf in het verlofplan eventuele risicofactoren aan te geven en interventies te formuleren.
Vrijheden
3.2.9. C. Bij het toekennen van verlof is er oog voor de positie van het slachtoffer van het delict, indien er een slachtoffer is gemaakt door de dader. Ofwel doordat er slachtofferonderzoek wordt uitgevoerd, ofwel dat hierover informatie wordt ingewonnen bij netwerkpartners. De uitkomsten worden meegewogen in de voorwaarden voor het verlof.
Vrijheden
3.2.9. D. Verlofregelingen worden per casus voorafgaand aan inwerkingtreding met betrokken netwerkpartners en de directe naasten (binnen de geldende wet- en regelgeving) besproken.
Vrijheden
3.2.9. E. Het verlof wordt voor- en nabesproken met de patiënt/cliënt.
Professionele zorg
Handreiking ondersteuningsplannen: hoofdstuk 9 (Rollen en verantwoordelijkheden): Meer dan voorheen is het nodig om zorg- en ondersteuningsvragen niet alleen vanuit de zorgaanbieder (beroepsmatige zorgverleners) te beantwoorden, maar ook vanuit het natuurlijke netwerk om mensen met een beperking heen: familie, vrienden, buren, collega’s en vrijwilligers (nietberoepsmatige zorgverleners). Een gelijkwaardig samenspel tussen beroepsmatige zorgverleners en nietberoepsmatige zorgverleners is essentieel voor de best mogelijke zorg en ondersteuning en daarmee voor kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking. Het ondersteuningsplan komt ook in in dat samenspel tot stand. Ieder heeft hierin een eigen rol en verantwoordelijkheid.
Veiligheid en zorg

3.1.1 Bij de behandeling/begeleiding van de patiënt/cliënt staat de balans tussen veiligheid en persoonsgerichte zorg centraal.

Hoofdstuk 1: kwaliteitskompas - visie op kwaliteit - Professionals ondersteunen mensen met een beperking bij het invullen van hun leven, in het rekening houden met de vrijheid en veiligheid van zichzelf en de anderen in de omgeving

Veiligheid en zorg

3.1.1. A. i)De behandeling/begeleiding is primair gericht op reductie van recidiverisico. i) Binnen de klinische en ambulante behandel setting wordt gewerkt met een model gericht op recidivereductie, zoals bijvoorbeeld het Risk-Need-Responsivity (RNR) principe21. Daarnaast wordt hierbij gebruik gemaakt van principes van kracht- en herstelgerichte zorg.

Veiligheid en zorg

3.1.1. A. ii) De behandeling/begeleiding is primair gericht op reductie van recidiverisico. ii) Voor alle ambulante begeleiding en alle verblijfszorg (begeleid wonen) wordt in ieder geval gebruik gemaakt van principes van kracht- en herstelgerichte zorg, waarbij begeleiders de risicofactoren betrekken in hun begeleiding.

Veiligheid en zorg

3.1.1. B. Wanneer veiligheid en persoonsgerichte zorg in tegenspraak zijn met elkaar, weegt veiligheid zwaarder in de afweging.

Veiligheid en zorg

3.1.2. Veiligheidsmanagement(waaronder risicomanagement) is een integraal onderdeel van de Forensische Zorg.

Veiligheid en zorg

3.1.2. A. Voor iedere patiënt/cliënt wordt een risicotaxatie uitgevoerd middels een erkend instrument. Op basis van de uitkomsten wordt, waar geïndiceerd of waar nodig, een (vroeg) signaleringsplan opgesteld. Risicotaxatie en een signaleringsplan (en waar van toepassing een terugvalpreventieplan) vormen een integraal onderdeel van het behandelplan/begeleidingsplan.

Veiligheid en zorg

3.1.2. B. De delictanalyse wordt voor alle patiënten/cliënten binnen de Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s) ingezet. Voor de Overige Forensische Zorg (OFZ) geldt dat de organisatie beleid heeft bij welke patiënten/cliënten men wel of geen en wanneer een delictanalyse inzet. Het behandelplan/begeleidingsplan wordt mede opgesteld naar aanleiding van de, indien afgenomen, delictanalyse. Voor de delictanalyse wordt gebruik gemaakt van de methode die onder het programma Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) is ontwikkeld.

Professionele zorg

3.1.1. D. Professionals werken aan een veilige en betrouwbare professionele relatie met de patiënt/cliënt. Dit draagt bij aan de motivatie van patiënt/cliënt en de professional creëert binnen het contact voldoende veiligheid waarin de patiënt/cliënt kritisch naar zichzelf kan kijken en nieuw gedrag kan aanleren. Dit is essentieel om tot een geslaagde behandeling/begeleiding te kunnen komen.

Autonomie cliënt

3.1.1. C. De patiënt/cliënt heeft (naar vermogen en rekening houdend met eventuele (verstandelijke) beperkingen) een actieve inbreng en eigen verantwoordelijkheid bij het opstellen en uitvoeren van het behandelplan/begeleidingsplan en het behalen van afgesproken doelen. De organisatie stimuleert dit, onder andere door patiënt/cliënt goed te informeren.

Autonomie cliënt

3.1.1. E. De autonomie van de patiënt/cliënt wordt zo lang mogelijk en zo goed mogelijk gewaarborgd. Onvrijwillige zorg wordt zo min mogelijk ingezet. Wanneer wel nodig, dan wordt inzet van onvrijwillige zorg multidisciplinair afgewogen op doelmatigheid, proportionaliteit, subsidiariteit en veiligheid.

Omgeving

3.2.8. A. In de klinische- en verblijfssetting is de patiënt/cliënt voor het grootste deel van de week in zijn/ haar eigen verblijf of op de groep. Professionals op de groep leveren vanuit hun handelen een bijdrage aan de behandeling en begeleiding van de patiënt/cliënt.

Omgeving

3.2.8. D. Sensitiviteit en transparantie van behandelaren/begeleiders zorgt voor aansluiting bij de patiënt/ cliënt en draagt daarmee bij aan het creëren van een leefklimaat dat ondersteunend is aan de behandel-/begeleidingsdoelen.

Zorg op maat

3.2.8. B. Binnen de klinische setting zijn sociotherapeuten op de afdeling en behandelaren op de hoogte van gezamenlijke leerdoelen van patiënten/cliënten en afspraken. Richting de patiënt/cliënt gebruiken zij zo veel mogelijk dezelfde taal en dezelfde boodschap. Verslaglegging is gericht op de beschreven doelen en risicofactoren, zoals benoemd in het behandelplan.

Zorg op maat

3.2.8. C. Binnen de verblijfssetting is het voor begeleiders op de afdeling noodzakelijk dat zij allen op de hoogte zijn van de begeleidingsdoelen en dat zij de behandeldoelen kennen zoals die in het behandelplan van de behandelaar (vaak vanuit een andere organisatie) geformuleerd zijn. Deze zijn zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

Netwerk

3.1.5. Het netwerk van de patiënt/cliënt wordt actief betrokken tijdens de behandeling en/of begeleiding.

Hoofdstuk 1: kwaliteitskompas - visie op kwaliteit - De ervaringskennis van mensen met een beperking, hun verwanten en sociaal netwerk, wordt betrokken in de zorg en ondersteuning. - Het gaat bij ontwikkeling altijd om de mens in relatie tot zijn of haar (sociale) omgeving. Daarbij is de betrokkenheid van verwanten en het sociaal netwerk van belang.

Netwerk

Hoofdstuk 2: bouwsteen 1 Het zorgproces rond de individuele persoon - Om te weten wat iemands ondersteuningsbehoeften, wensen en voorkeuren zijn, is de dialoog tussen mensen met een beperking, hun verwanten en sociaal netwerk, en professionals het uitgangspunt.

Netwerk

3.1.5. A. De behandeling/begeleiding is erop gericht om samen met de patiënt/cliënt zijn/haar omgeving zo in te richten dat hij/zij zich staande kan houden in de maatschappij. Het kan gaan om het betrekken van een bestaand (prosociaal) netwerk, het creëren van een nieuw netwerk en leren om weerbaarder te worden tegen eventuele negatieve invloeden. Er wordt gestreefd naar het hoogst haalbare in het betrekken van naasten met respect voor de wensen van de patiënt/cliënt en de naasten.

Netwerk

3.1.5. B. Naasten, en andere relevante systeemleden, van de patiënt/cliënt krijgen (tenzij er geen toestemming is van de patiënt/cliënt) uitleg over: i) De problematiek. ii) De behandeling/begeleiding. iii) De afspraken omtrent bezoek.

Netwerk

3.1.5. D. Gezien het grote belang van de invloed van het netwerk, wordt de patiënt/cliënt actief gemotiveerd om toestemming te geven zijn naasten te betrekken.

Zorg op maat

6.1.1. C. De organisatie organiseert een “warme” overdracht. Indien mogelijk vindt kennismaking met de vervolgorganisatie plaats binnen de overdragende organisatie.

Externe communicatie en samenwerking

6.1.1. A. In het geval van stapelzorg wordt door betrokken partijen de coördinerende rol afgesproken en professionals zorgen voor regelmatige afstemming van het behandel- en begeleidingsplan, waarbij men een gezamenlijk signaleringsplan opstelt.

Feedback op deze inhoud?